De oorsprong van de Dalmatische hond kan worden afgeleid van schilderijen en kerkkronieken van de 16e tot de 18e eeuw. Dalmatische honden treft men aan op het altaarstuk ‘Madonna with Jesus and Angels’ in de kerk ‘Gospa od andjela’ in de stad Veli Losinj op het eiland Losinj in Kroatië, daterend uit 1600-1630, en ook op een fresco in Zaostrog in Dalmatië, Kroatië. Het suggereert dat de Dalmatische Hond zijn oorsprong vindt in het oostelijke Middellandse Zeegebied, in het bijzonder in de historische provincie Dalmatië.
De vroegste beschrijvingen van de Dalmatische hond zijn aangetroffen in het bisdom Djakovo in Kroatië, met name in de kerkkronieken van bisschop Petar Bakic uit het jaar 1719 en de kerkkronieken van Andreas Keczkemety uit 1737. De hond werd aangeduid met de Latijnse naam ‘Canis Dalmaticus’ en de hoogte van de hond werd aangegeven met 4 - 5 ‘Spithamus’. Thomas Pennant beschreef dit ras in zijn werk ‘Synopsis of Quadrupeds’ in 1771 als zeer zelfstandig, noemde het de ‘Dalmatian’ en schreef de oorsprong van het ras toe aan Dalmatië. In een werk van de hand van Thomas Bewick, gepubliceerd in 1790, wordt naar dit ras verwezen als ‘Dalmatian’ of ‘Coach Dog’. De eerste onofficiële standaard van de Dalmatische hond werd door de Engelsman Vero Shaw geschreven in het jaar 1882.
Na de oprichting van de Dalmatische honden Club in Engeland in 1890 werd deze standaard aangemerkt als de eerste officiële rasstandaard. De FCI publiceerde de eerste standaard van de Dalmatische hond op 7 april 1955 onder de naam ‘Dalmatische Jachthond’.
Bron: Kroatische Kennelclub